“Alcohol en beat zijn vijanden. Of niet?”

In 1965 schreef cabaretier Wim de Bie (1939-1923), bekend van zijn satirische programma’s met Kees van Kooten, een blog tegen de drank. ‘Geen alcohol bij de beat’ verscheen in undergroundweekblad Hitweek. De Bie vond drinken afstompend en ‘horen bij hele ouwe mannetjes, die uit zichzelf energie te kort komen. Mannen met door de drank verwoeste gezichten en uitgezakte hangbuiken’.
Hij vertelde hoe hij onlangs in de tram een benevelde oude man zag schelden op een groepje hippe jongeren met lang haar. ‘Spiegel je nooit aan dit soort lieden! Gebruik geen alcohol!’ Aldus De Bie. “Alcohol en beat zijn vijanden. Of niet?”
Niet dus, blijkt uit ons onderzoeksproject Drugs Monologen over de drugsgeschiedenis van Nederland. Jongeren omarmden na 1960 de nieuwe beatmuziek, ontdekten het blowen, maar de meesten dronken graag een biertje of wijntje. Dat deden ze in dancings of muziekcafés maar vooral in de vele tientallen “open jongerencentra” die in de jaren zestig en zeventig als paddenstoelen uit de grond schoten, in steden en dorpen door heel het land. In de beginfase, zo rond 1970, waren er nog wel jongerencentra die de alcohol kritisch bekeken, net al De Bie. Ze zetten zich af tegen de burgerlijke maatschappij inclusief de drank die daar in hun optiek bij hoorde. Maar meestal waren de jongerencentra pragmatischer van opzet. En zo gingen in de jaren ’70 muziek, theater, film en politieke discussieavonden samen met hangen aan de bar of “relaxen” in de theetuin. Aanwezige ‘huisdealers’ in cannabis werden toenemend gedoogd. Zwaardere middelen als LSD, heroïne en cocaïne mochten er absoluut niet worden gebruikt (al gebeurde het stiekem wel), maar alcohol was onomstreden. Veel centra werden gesubsidieerd door gemeentes, maar inkomsten uit de bar waren een belangrijke en noodzakelijke aanvulling. De landelijke overheid profiteerde mee via de drankaccijnzen.
De opkomst na 1960 van ‘drugs’ is kortom nauw verweven met de explosie van alcoholgebruik in diezelfde periode. Na de sobere wederopbouwjaren raakte genieten meer geaccepteerd. De jaarlijkse consumptie van alcohol in Nederland steeg tussen 1960 en 1980 van ruim twee, tot ruim negen liter pure alcohol per hoofd van de bevolking. Voor veel mensen die experimenteerden met drugs begon het avontuur met de drank – en met nicotine. Er werd veel meer gerookt dan nu, in 1970 rookte 75% van de mannen en 42% van de vrouwen. De overstap van een sjekkie naar een jointje was in die zin makkelijk gemaakt.
De verhalen van mensen die drugs gebruikten laten zien, hoezeer de consumptie van legale en illegale middelen met elkaar is verweven. Drugsgeschiedenis kan niet los worden gezien van breder middelengebruik.