Ga naar de inhoud
Ruimte

Jongerencentrum in Rotterdam, aan de Gaffeldwarsstraat. Het ‘jeugd- en jongerencentrum Ruimte’ bestond sinds 1959, toen een landelijke organisatie met die naam werd opgericht. “Ruimte” wilde een alternatief zijn voor het jongerenwerk vanuit het socialistische AJC. Men wilde een ‘vrijere sfeer’ neerzetten waarin politieke achtergrond geen rol speelde (Het Rotterdamse Parool 20-4-1959, en Het Vrije Volk, 16-11-1959.) “Ruimte” was een societeit met lidmaatschap, maar er waren ook activiteiten die openstonden voor niet-leden, zoals pottenbakkerscursussen en andere creatieve bezigheden. Jongeren konden in ateliers met kunstenaars werken bijvoorbeeld, en er waren ‘kappersshows’.

Eind jaren zestig was de tegencultuur in het Rotterdamse centrum blijkbaar sterk aanwezig, getuige de afbeelding bij deze locatie, uit 1968, van een seksueel gewaagde theatervoorstelling in Ruimte; en ook krantenberichten over de vertoning in Ruimte van underground films als ‘Girondjiva’, en optredens van underground bands. Het centrum ging ook anders heten: ‘Ruimte’s Situatiecentrum’. Net als verwante jongerencentra in de regio zoals De Villa en Eskit voerde het een alternatief program.

Ruimte werd rond 1970 door een brand verwoest en na een tijdelijk verblijf op het Noordereiland, maakte Ruimte een doorstart in een gerenoveerd gebouwd aan de Gaffeldwarsstraat, waar ook een nieuw theehuis in was gevestigd, dat de hele dag open was. (Het Vrije Volk 4-2-1971). Ook was Stichting Release er gevestigd en sociëteit Apollo, voor ‘homosekuele jongens en meisjes’, en er kwam een macrobiotisch eethuis.(Het Rotterdams Parool 24-2-1971)

In 1972 werd het centrum binnengevallen door de politie, op verdenking van de aanwezigheid van heroïne. Er zou in dit middel worden gehandeld, en ook in wapens, die informatie zei de politie althans te hebben. (Het Vrije Volk, 9-11-1972). Het was een grootscheepse actie, die in de media werd omschreven als ‘razzia’. Er werd gewerkt met agenten die zich als ‘hippies’ hadden vermomd en als verkenners het centrum in waren gegaan; (Nederlands Dagblad 11-11-1972), maar die blijkbaar al snel waren ontmaskerd; volgens het Nieuwsblad van het Noorden wisten de heroïnehandelaren te ontsnappen aan arrestatie en stonden ze lachend toe te kijken terwijl de overvalwagens voorreden en bezoekers werden gefouilleerd. (Nieuwblad van het Noorden 6-11-1972). Bij de actie waren 40 politiemensen betrokken. Er werden 32 jongeren gearresteerd, ze moesten mee naar het hoofdgebouw en terwijl ze daar werden verhoord, werd bij hen thuis ook huisonderzoek gedaan. De meeste jongeren werden hierna weer vrijgelaten. De opbrengst van de operatie was naar het zich liet aanzien schamel, al was de politie weinig transparant over de vondsten.

De actie werd scherp veroordeeld vanuit het Rotterdamse jongerenwerk, men betoogde dat harddrugs juist werden geweerd uit de centra, die door deze actie ten onrechte een slechte naam kregen. (Nieuwsblad van het Noorden, 4-11-1972). Er werden ook vragen over gesteld in de Rotterdamse gemeenteraad, en ook Kamervragen. Minister Dries van Agt van Justitie steunde de actie. Het belang van het bestrijden van de handel in heroïne had prioriteit boven de ‘eventuele andere belangen van drugsgebruikers’ (Nederlands Dagblad 15-1-1973). Maar enkele Rotterdamse juristen vonden dat de politie zijn boekje te buiten was gegaan. Ze dienden bezwaarschriften in bij het OM (Het Vrije Volk 23-3-1973).

Alsnog ging het centrum in maart 1973 tijdelijk dicht. Na vijf maanden van ‘schilderen en bezinnen’ bleek een flink conflict te leven onder de stafleden. Sommigen wilden nadrukkelijk een nieuwe koers gaan varen. Ze wilden de ‘laat maar waaien’ mentaliteit die er voorheen in het centrum zou hebben gewaaid volgens hen, niet meer terug. (Het Vrije Volk 19-9-1973). Er moest ook een nieuwe naam komen, vond men. Ruimte als zodanig hield op te bestaan.

Afbeelding: beeldbank Stadsarchief Rotterdam.